Identificatie agenten noodzakelijk om politiegeweld aan te klagen
15 maart 2013
Politieambtenaren opereren soms in moeilijke omstandigheden, daar verdienen ze alle respect voor. Dat ze daarin niet altijd geweldloos optreden is eigen aan hun taak. Buitensporig politiegeweld is echter onaanvaardbaar.
Politieambtenaren opereren soms in moeilijke omstandigheden, daar verdienen ze alle respect voor. Dat ze daarin niet altijd geweldloos optreden is eigen aan hun taak. Buitensporig politiegeweld is echter onaanvaardbaar. Het tragische lot van Jonathan Jacob is een extreem geval. Hij is echter niet het enige slachtoffer. Politieagenten die zich schuldig maken aan buitensporig geweld moeten ter verantwoording geroepen worden.
Politiegeweld is in België geen alledaags feit, maar men kan niet stellen dat dit geen reële problematiek zou zijn. Er zijn nog steeds burgers die te maken krijgen met politiegeweld, zowel fysiek als mentaal. Politieambtenaren mogen geweld gebruiken maar wel onder zeer strenge voorwaarden. Volgens de Wet op het Politieambt moet het gebruik van geweld steeds vermeden worden. Geweld mag enkel gebruikt worden indien de arrestant gedrag vertoont dat het gebruik van geweld kan rechtvaardigen.
Simon M. wandelde vrijdagavond 11 januari op zijn dooie gemakje naar huis. Hij werd brutaal tegengehouden door een 8-tal politieagenten dat hem bedreigde met hun dienstwapen. "Liggen of we schieten!" Simon was zich van geen kwaad bewust. Hij werd in de kuiten geschopt, zakte door de knieën en werd met zijn gezicht tegen de grond geduwd. Ondertussen kreeg hij nog een stamp. De agenten fouilleerden hem tot in zijn ondergoed. Dan werd hij los gelaten en kon hij beschikken. Waarom ze hem zo hardhandig hadden aangepakt kreeg hij nooit te horen. Verdwaasd en nog nazinderend van de schrik besloot hij op het politiekantoor klacht neer te leggen. "Kom maandag terug," was het enige dat hij te horen kreeg.
Turan Cakir werd tijdens zijn arrestatie aangevallen met traangas en ernstige slagen en verwondingen toegebracht. Die mishandeling werd verder gezet op het politiebureau waar hij eveneens werd geconfronteerd met racistische opmerkingen. Turan werd ten gevolge van het gewelddadige incident voor enkele maanden arbeidsongeschikt verklaard. De Belgische Staat werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld voor geweld en raciale discriminatie door politieambtenaren (arrest T.C. tegen België, 10 maart 2009). Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt dat “geen enkele persoon mag onderworpen worden aan folteringen of onmenselijke of vernederende behandelingen en bestraffingen”. Artikel 14 stelt dat de rechten en de vrijheden moeten verzekerd worden zonder enige vorm van discriminatie op welke grond dan ook. Beide artikels werden overtreden.
De Griekse indignado-activiste Niki werd tijdens een vreedzame manifestatie fysiek mishandeld door een Belgische politieambtenaar. Volgens getuigen was er duidelijk sprake van disproportioneel geweld gedurende haar arrestatie, waartegen zij zich overigens niet heeft verzet. Niki werd hardhandig tegen een muur geduwd waarna ze met haar hoofd hard tegen de grond viel. Ze werd aan de haren getrokken en vervolgens, alvorens geboeid te worden, een armgreep toegediend. Nadien lag ze op haar buik tegen de grond. In die positie kreeg Niki zowel een slag als een trap in het gezicht door dezelfde agent.
De politieambtenaar die Niki heeft gearresteerd droeg geen uniform noch een identificatieband. Ook de andere aanwezige politieambtenaren weigerden hun collega te identificeren. Dit is nochtans een wettelijke verplichting. Politieagenten moeten altijd identificeerbaar zijn, ofwel met de volledige naam ofwel met een identificatienummer.
Ook het Europees Hof is van oordeel dat de politieagenten in alle omstandigheden identificeerbaar moeten zijn voor de burgers. In het geval van de zaak Hristovi (2004) was er ook sprake van geweld door agenten die niet-identificeerbaar waren. Er werd buitensporige intimidatie (o.a. met dienstwapens) en geweld gebruikt in het bijzijn van vader, moeder en hun zesjarige dochter. De agenten droegen gezichtsmaskers en hadden geen identificatieplaatjes opgespeld. Zonder identificatie is het niet mogelijk een eerlijk onderzoek in te stellen naar de betrokken politieagenten. Agenten zonder identificatie kunnen ongenaakbaar zijn voor een tuchtonderzoek in het geval van buitensporig geweld tegenover burgers.
Dat politiemensen niet altijd te identificeren zijn, is ongehoord. Ook zij moeten op hun verantwoordelijkheid aangesproken kunnen worden. Alle agenten in burger zouden op een eenvoudige, zichtbare wijze identificeerbaar moeten zijn. Om de privacy van de agenten in kwestie te beschermen kan men uiteraard gebruik maken van armbanden met het stamnummer van de agenten. Door de mogelijkheid van identificatie zou straffeloosheid in een aantal gevallen van politiegeweld vermeden kunnen worden.
In de nasleep van de zaak Niki werd er reeds enkele voorstellen tot een aanpassing van de Wet op het Politieambt ingediend. Zo zou elke politieagent zijn stamnummer zichtbaar moet dragen. Hierdoor wordt ook gedacht aan de privacy van de agent. Sommige politieambtenaren voelen zich onveilig wanneer hun familienaam leesbaar is op hun identificatieplaatje. Arrestanten kunnen zo de identiteit kennen van de politiemensen die hen aanhouden. De wetsaanpassing zou dus ook van belang zijn voor de privacy van de politieambtenaren. Dit is een win-win situatie voor zowel de arrestant als de politieambtenaren.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.