Grondwettelijk Hof laat GAS-wet ongemoeid
23 april 2015
De Kinderrechtencoalitie, het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), Het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) en de Liga voor Mensenrechten, i.s.m. de Ligue des droits de l’hommes, dienden elk afzonderlijk een verzoekschrift in tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de vernieuwde GAS-wet (Wet van 24 juni 2013 betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties). Deze wet werd destijds (quasi) unaniem goedgekeurd in het Parlement, ondanks hevig protest van het brede middenveld. De vernieuwde GAS-wet druist regelrecht in tegen fundamentele rechtsbeginselen, zoals geformuleerd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en valt ook niet te rijmen met het Kinderrechtenverdrag. Bij arrest van 23 april 2015 doet het Grondwettelijk Hof nu uitspraak over deze beroepen tot vernietiging van de GAS-wet. Het Grondwettelijk Hof verwerpt de beroepen, evenwel onder voorbehoud dat de verschillende bepalingen worden toegepast zoals bepaald door het Grondwettelijk Hof.
Het Grondwettelijk Hof preciseert op een aantal punten de toepassing van de GAS:
-Het Grondwettelijk Hof merkt op dat de gemeentelijke vaststellers niet over onderzoeksbevoegdheden beschikken en geen dwangmiddelen (vrijheidsberoving, beslag) mogen gebruiken. Dit betekent meteen dat eenieder zich zonder veel omhaal aan de vaststellingen door de gemeentelijke vaststellers (evident niet door politieagenten) kan onttrekken.
-De processen-verbaal van de gemeentelijke vaststellers hebben geen bijzondere bewijskracht en alleen informatieve waarde.
-De GAS-registers zijn onderworpen aan de privacywet. Hieruit volgt dat er een recht op toegang en verbetering van de gegevens bestaat.
-Een GAS kan niet worden opgelegd voor drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn. Gelet op de ruime invulling van het drukpersmidrijf, kan bvb. het verspreiden van een strafbare meningsuiting (bvb beledigingen) niet met de GAS worden bestraft.
-Het beroep kan worden ingesteld met een “eenvoudig” verzoekschrift. Een uitgebreide motivering lijkt dus niet vereist te zijn, al spreekt het Grondwettelijk Hof zich niet uitdrukkelijk in deze zin uit.
-De rechter heeft volle rechtsmacht: hij kan nagaan of de inbreuken bewezen zijn, of ze zorgvuldig onderzocht en of de toegepaste GAS niet overdreven is in het licht van de inbreuken.
-De minderjarige overtreder dient altijd te worden gehoord, ongeacht het bedrag van de GAS-boete.
-Een tijdelijk plaatsverbod kan niet preventief worden opgelegd, maar alleen nadat de openbare orde is verstoord. Het plaatsverbod kan alleen worden verlengd als de verstoring van de openbare orde aanhoudt. Een louter risico op nieuwe problemen, dat wordt afgeleid uit eerdere problemen, volstaat niet. Een plaatsverbod kan alleen worden opgelegd voor duidelijk omschreven welbepaalde plaatsen. Dit alles beperkt in grote mate de toepassing en de verlenging van het plaatsverbod.
Dit arrest laat de essentiële vragen rond de GAS onbeantwoord.
Het begrip « openbare overlast » blijft vaag als voorheen. Het Grondwettelijk schuift de toetsing van de concrete toepassing van de GAS door naar andere bevoegde rechters (de Raad van State en de Politierechtbanken). Het komt dus aan deze rechters toe vragen rond de waarborgen tegen willekeur, de duidelijkheid van de GAS-reglementen, de verhouding met de vrije meningsuiting, de gepastheid van een plaatsverbod, enz te beantwoorden. Het Grondwettelijk Hof reikt deze rechters echter geen criteria aan op grond waarvan deze moeten oordelen.
Het lijdt ook geen twijfel dat de meeste burgers zullen aarzelen de GAS in vraag te stellen, al was het maar omwille van de oplopende kosten van deze procedures (waaronder de hoge rechtsplegingsvergoedingen en de verhoogde rolrechten).
Het Grondwettelijk Hof acht de leeftijdsverlaging tot 14 jaar grondwettelijk. Dit houdt een breuk in met het verleden, en betekent niets meer of minder dan het verlaten van de beschermingsgedachte voor repressie t.a.v. jongeren. Hieraan werd nauwelijks een democratisch debat gewijd. Het is slechts een schrale troost dat het Grondwettelijk Hof zelf niet overtuigd lijkt van de opvoedkundige waarde van de administratieve sancties.
Het arrest is alles bij elkaar teleurstellend en weinig verhelderend. Boven alles biedt het arrest geen enkele bescherming tegen het willekeurig optreden van de overheid, niettegenstaande de GAS-wet een indrukwekkende lijst van dubieuze toepassingen op zijn palmares kan schrijven. De enige waarborg schijnt te liggen in de hoop van de burger op een luisterend oor bij de rechter bij wie hij een beroep instelt. Het is maar zeer de vraag of de samenleving en de ordehandhaving hiermee zijn gebaat.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.