De Vlaamse startnota en mensenrechten
23 augustus 2019
De Liga voor Mensenrechten las, net als vele anderen, vol interesse de startnota van Bart De Wever die de basis zal vormen van de regeringsonderhandelingen op Vlaams niveau. De Liga toetste bepaalde uitspraken uit de startnota aan de Grondwet, de Universele Verklaring voor en het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Ze formuleert hierover graag enkele bedenkingen en tips aan de onderhandelaars om van Vlaanderen een regio te maken die ook in de toekomst mensenrechten hoog in het vaandel draagt.
“Er zijn bijkomende inspanningen nodig om alle Vlamingen, zonder onderscheid, warm te maken voor een job.”
De Liga juicht het voornemen van de Vlaamse formateur toe om in te zetten op een inclusief arbeidsbeleid dat mensen in staat stelt hun recht op werk (art. 23 uit de Grondwet en de UVRM) uit te oefenen. Mensen hebben recht op een werkgelegenheidsbeleid dat er niet enkel op gericht is om mensen aan het werk te krijgen maar ook op redelijke arbeidsvoorwaarden. De Liga vraagt zich af of flexijobs, schijnzelfstandigheid of aaneengeregen contracten van bepaalde duur hieraan kunnen voldoen en wil dan ook de onderhandelaars aansporen om dit evenwicht in ere te houden.
“We breiden City of Things, de proeftuin voor de stad van de toekomst, verder uit in heel Vlaanderen. Vlaanderen moet smaakmaker en voortrekker worden op het vlak van toepassingen in de nieuwe dataeconomie.”
Vlaanderen heeft ongelofelijk veel talent op het vlak van innovatie en digitale economie. Daarop inzetten is dan ook een logische keuze. Wanneer de formateur het over de dataeconomie heeft, wordt evenwel nergens verwezen naar het recht op privacy (art. 12, UVRM). In Vlaanderen zijn er reeds heel wat bedrijven die, voorbij de GDPR-verplichtingen, streven naar ethische, privacyvriendelijke dataeconomie. De Liga hoopt dat de toekomstige regering haar kans grijpt om deze bedrijven hierin te ondersteunen en van Vlaanderen een voortrekker te maken in ethische dataeconomie.
“We schaffen de dubbele contingentering in het hele leerplichtonderwijs af en geven ouders opnieuw maximale vrijheid in de schoolkeuze voor hun kinderen.”
Dubbele contingentering is het centraal aanmeldingssysteem voor de inschrijving in een school dat er voor zorgt dat de inschrijvingen representatief verdeeld zijn. Op die manier worden concentratiescholen vermeden, waar voornamelijk kansrijke al dan niet kansarme kinderen naar school gaan. De Liga wil benadrukken dat ieder kind recht heeft op gelijke onderwijskansen, zonder onderscheid op basis van afkomst of socio-economische status (art. 24, Grondwet). Als de dubbele contingentering afgeschaft wordt, komt dat recht in het gedrang. Bovendien hebben alle kinderen er baat bij om te leren functioneren in een diverse samenleving en is de dubbele contingentering pedagogisch dus ook aan te raden.
“Aan de doelstellingen van het M-decreet geven we voortaan een pragmatische invulling: inclusief onderwijs indien haalbaar, kwaliteitsvol buitengewoon onderwijs indien meer aangewezen. Daarover beslissen leerkrachten en schooldirecties in overleg met de ouders.”
Het aanbieden van inclusief onderwijs onderwerpen aan de voorwaarde “indien haalbaar” is een inperking van de rechten van kinderen met een beperking (art. 24, van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een beperking en het VN Verdrag inzake de rechten van het kind). Het M-decreet was een belangrijke stap in de goede richting, hoewel de uitvoering in de praktijk nog heel wat beter kan. De principes van het M-decreet inperken is echter niet het antwoord op het gebrek aan een werkzame praktische uitvoering. Integendeel, het betrekken van experten uit middenveldorganisaties en belangengroepen bij de uitwerking van het M-decreet kan ervoor zorgen dat volwaardig inclusief onderwijs mogelijk wordt. Bovendien hebben de betrokken kinderen recht op inspraak in belangrijke beslissingen (art. 12, VN Verdrag inzake de rechten van het kind).
“Wie aanspraak wil maken op de Vlaamse sociale bescherming en andere sociale voordelen, moet eerst vijf jaar ononderbroken, wettig en werkelijk in het land verbleven hebben en;
Vooral wat betreft de passages over de sociale rechten van nieuwkomers heeft de Liga een aantal kritische opmerkingen. Hier bestaat het risico dat een beleid zou gevoerd worden dat strijdig is met het recht op een voldoende levensstandaard, vrije meningsuiting en vrijheid van gedachten (art. 18, 19, 25, UVRM).
moet zich ten volle bekennen tot en inschakelen in onze Vlaamse gemeenschap
De vereiste om alle normen, waarden, tradities en gewoontes van de Vlaamse Gemeenschap te onderschrijven, leidt tot een inperking van het recht op vrije meningsuiting (art. 19, UVRM). Bovendien is de uitspraak “voor wat hoort wat” niet toepasbaar op het recht op sociale zekerheid: dit recht is niet voorwaardelijk, noch in het UVRM, noch in onze Grondwet.
Om als nieuwkomer in aanmerking te komen voor kinderbijslag geldt voortaan een wachtperiode van zes maanden.
Het recht op kinderbijslag is een recht van het kind en is onafhankelijk van het statuut van de ouders. Deze maatregel gaat dan ook in tegen de rechten van het kind op sociale zekerheid en het recht op een voldoende levensstandaard (art. 26 en 27, Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind).
Wanneer kinderen die niet in België wonen toch recht hebben op kinderbijslag, stellen we die waar mogelijk bij om rekening te houden met de levensduurte in het land van verblijf.”
Deze maatregel is mogelijk in strijd met het non-discriminatiebeginsel (art. 14, EVRM) aangezien werknemers, met kinderen die in het buitenland verblijven, een lagere uitkering kunnen ontvangen ondanks dat zij op dezelfde manier bijdragen als andere werknemers. Eerder dit jaar voerde de Oostenrijkse overheid een gelijkaardige maatregel in. Op basis van dat non-discriminatiebeginsel stelde de Europese Commissie een inbreukprocedure op. Op dit moment krijgt Oostenrijk de tijd om hierop in te gaan.
“We zorgen ervoor dat in alle beleidsdomeinen maatregelen worden genomen om armoede te voorkomen en te bestrijden. Wie gaat werken moet er financieel op vooruit gaan, daarom maken we alle sociale voordelen afhankelijk van iemand zijn inkomen in plaats van iemand zijn statuut.”
Ondanks dat het beoogde doel om armoede te bestrijden verwelkomt wordt door de Liga, is het noodzakelijk om te begrijpen dat armoede meer is dan een gebrek aan inkomen. Armoedebestrijding pakt een heel netwerk aan van sociale uitsluitingen op het gebied van wonen, onderwijs, vrijetijdsbesteding, etc… Ook hier raadt de Liga aan om middenveldspelers en belangengroepen te betrekken die deze problematiek in al haar complexiteit begrijpen en zo de Vlaamse regering kan begeleiden.
Bovendien kan deze uitspraak als doel hebben om sociale bescherming voorwaardelijk te maken: Sociale zekerheid wordt pas mogelijk indien je een inkomen kan voorleggen. Dit zou opnieuw ingaan tegen het recht op sociale zekerheid (art. 23, Grondwet).
“We waken er bovendien over dat sociale woningen toegewezen worden aan de meest behoeftigen, met in heel Vlaanderen voorrang voor mensen die een voldoende sterke en duurzame band met de gemeente of streek kunnen aantonen.”
Het criteria “voldoende sterke en duurzame band met de gemeente” neigt naar indirecte discriminatie op grond van afkomst (art. 10 en 11, Grondwet). Het is namelijk moeilijker voor nieuwkomers om deze duurzame band aan te tonen, aangezien zij hier niet altijd geboren zijn of hier nog niet zo lang wonen.
“We versterken de taalkennis van inburgeraars, gaan een inburgeringscontract aan met kandidaat-inburgeraars en de cursus maatschappelijke oriëntatie wordt voortaan afgerond met een burgerschapstest en de ondertekening van een Vlaamse participatieverklaring.”
Ook het recht om asiel aan te vragen is niet voorwaardelijk (art. 14, UVRM). Daarnaast schuilt er bij het verplicht ondertekenen van een Vlaams participatieverklaring het risico op schending van het recht op vrije meningsuiting (art. 19, Grondwet) en het recht op privacy (art. 8, EVRM). Momenteel is een nieuwkomer reeds verplicht om bij afronding van de asielprocedure een nieuwkomersverklaring te ondertekenen. Het Grondwettelijk Hof verzekerde wel dat daarin enkel normen en waarden mogen vernoemd worden die gebaseerd zijn op de fundamentele rechten en vrijheden uit de Belgische Grondwet en mensenrechtenverdragen.
Een financiële bijdrage vragen om aan het inburgeringstraject te kunnen beginnen, kan discriminatie bevorderen doordat er een onderscheid zal gemaakt worden tussen nieuwkomers op vlak van vermogen (art. 2, UVRM).
“Lokale geloofsgemeenschappen die erkend willen worden, moeten onder andere ideologisch extremisme en buitenlandse financiering weren en een proefperiode van vijf jaar met gunstig gevolg doorlopen hebben.”
De Liga begrijpt de acties om extremisme in Vlaanderen tegen te gaan. Toch is het belangrijk om te wijzen op een mogelijke schending van het recht op vrijheid van religie (art. 19, Grondwet) wanneer de term “ideologisch extremisme” niet concreet gedefinieerd wordt.
“De VRT moet meer dan ooit focussen op zijn publieke karakter, het versterken van de Vlaamse identiteit en haar representativiteit ten aanzien van het ideologische landschap in Vlaanderen. De VRT hanteert in principe de Nederlandse standaardtaal maar kan daar in fictieproducties van afwijken.”
Representativiteit is inderdaad uiterst belangrijk en wordt bij de openbare omroep nagestreefd door in de Raad van Bestuur leden te benoemen volgens politieke strekkingen vertegenwoordigd in het Vlaams Parlement. De Liga waarschuwt echter dat zo’n algemeen diversiteitsbeleid niet kan opgelegd worden aan journalisten om het recht op persvrijheid (art. 25, Grondwet) te kunnen blijven waarborgen. Bovendien zou het ons recht op het vrijelijk delen van informatie (art. 10, EVRM) beperken. Dit zijn twee essentiële rechten om een democratische samenleving te kunnen garanderen.
“Om het identiteitsbesef van de jongere generatie te bevorderen, stellen we in navolging van Nederland een Vlaamse canon op, een lijst van ankerpunten uit onze Vlaamse cultuur en geschiedenis, die Vlaanderen als Europese natie typeren en die onze leerlingen op school en nieuwkomers in onze inburgeringscursus moeten kennen.”
Wanneer deze canon als doel heeft een identiteit op te leggen druist dit in tegen het recht op vrijheid van gedachte en het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 23, Grondwet). Ook vormt het een risico voor het recht op vrijheid aan cultuur (art. 27, UVRM).
“In het officieel onderwijs voeren we de levensbeschouwelijke neutraliteit in voor leerkrachten en leerlingen. Net zoals we dat doen voor alle publieksfuncties bij de Vlaamse en lokale overheden.”
Ook deze maatregel vormt een inperking van het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, en het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 19, Grondwet). Een inperking hiervan is enkel veroorloofd indien noodzakelijk voor de openbare veiligheid. Een algemeen verbod op levensbeschouwelijke symbolen is daarom onmogelijk.
Een interfederaal mensenrechteninstituut met A-status
De Liga beseft dat niet alle krijtlijnen voor de toekomst van Vlaanderen kunnen vervat zitten in de startnota. Toch wijst de Liga graag op het belang van een interfederaal mensenrechteninstituut en verwacht dan ook dat het mee zal opgenomen worden in de onderhandelingen. Op het einde van voorgaande federale legislatuur werd de wet gestemd die een nationaal mensenrechteninstituut mogelijk maakt. Om mensenrechten te kunnen garanderen in België is het essentieel dat het instituut zich niet enkel ontfermt over federale bevoegdheden, maar ook in de verschillende regio’s een vaste plaats krijgt.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.